Visé-Huy-Andenne-Tamines-Dinant-Charleroi-Cerfontaine-Namur
Donderdag 15 oktober
Met veel te slecht en koud (3 graden!) weer vertrokken we naar het zuiden. Eerste stop was Visé. Visé, op 2,5 km van de Nederlandse grens, is een van de eerste plaatsen die te maken krijgt met buitensporig geweld door de Duitsers tegen de burgerbevolking. Na een schermutseling en drie mislukte pogingen worden 26 burgers aangehouden als gijzelaar. In een bombardement kan een deel ontsnappen, een ander deel sterft onder Duitse kogels of Belgische bommen.
De Duitsers probeerden bij Visé vier keer, met de gedwongen hulp van burgers en boeren, een pontonbrug aan te leggen, die vier keer aan flarden werd geschoten door de kanonnen van fort Pontisse en fort Barchon. Na plunderingen en executies wordt de hele stad in brand gestoken. 575 van 840 gebouwen gaan in vlammen op, 23 inwoners worden gedood en 631 inwoners worden gedeporteerd naar Münster in Duitsland, waar ze kwamen te overlijden in gevangenschap. 36 burgers worden bij het ochtendgloren zonder enige vorm van proces geëxecuteerd.
In het centrum zijn diverse plaquettes en monumenten die hiervan getuigen. Zoals:
- monument voor de oorlogsslachtoffers, aan het stadhuis;
- gedenkplaat eerste twee gesneuvelde rijkswachters, Place Reine Astrid (zie foto)
Aan de overzijde van de Maas (linkeroever dus) staat net over de brug rechts een monument gewijd aan de eerste gesneuvelde Belgische Infanteristen. Eerder die dag was bij Thimister al gevallen de cavalerist Fonck, beschouwd als eerste gesneuvelde Belgische soldaat . Maar blijkbaar wilden de infanteristen hun eigen monument voor hun eerstgevallenen.
Via een kort bezoek aan Fort de Pontisse ging het langs de Maas verder naar Huy. Niet voor de citadel maar voor een Britse begraafplaats, Huy (La Sarte) Communal Cemetery. Als het droog en zonnig en wat warmer is, is dit vast een mooie plek met een fraai uitzicht op het Maasdal, maar vandaag was dat niet het geval. Hier liggen naast 107 andere soldaten twee broers; soldaten die de gruwel van de Ypres Salient hadden overleefd stierven met duizenden in de weken en maanden nadat de overwinning eindelijk behaald was. Bijzonder droevig is het verhaal van de broers David en Andrew Moreau. Beiden hadden gevochten in de Salient. Beiden liepen griep op. Bij beiden traden complicaties op die leidden tot longontsteking. Beiden stierven op 7 december 1918. Beiden liggen begraven op het kerkhof van de gemeente Huy (La Sarte). Broeders onder de wapenen en broeders in de dood.
In de Waalse dorpen en steden is het met de Duitse gruwel nog niet gedaan. De Duitsers voeren constant represailles uit onder het mom van een aanval door burgers. Aanleiding voor de Duitse agressie vormde o.a. de vernielingen aan het spoorwegnet op 19 augustus door de Belgen. De opmars werd erdoor vertraagd waardoor het hele Von Schlieffenplan in duigen dreigde te vallen. Elke dag oponthoud was er een te veel. Plots viel om zes uur ‘ s avonds op 19 augustus 1914 in het gehucht Seilles een schot, waarna soldaten in paniek in alle richtingen begonnen te vuren. De burgemeester werd als weerwraak voor vermeende vrijschutterij op gruwelijke wijze om het leven gebracht. In de loop van de nacht werden steeds meer inwoners uit hun huizen gehaald, op de Place des Tilleuls berecht door een geïmproviseerd militair tribunaal en later doodgeschoten. Na twee dagen terreur waren in Andenne-Seilles 262 inwoners gedood, de anderen waren gevlucht of afgevoerd door de Duitsers. Daarnaast waren 210 gebouwen verwoest.
Het kerkhof in Andenne met de graven van de gefusilleerden is de belangrijkste plaats van herinnering, naast enkele monumenten om de doden te gedenken: op de Place des Tilleuls prijkt een borstbeeld van burgemeester Camus.
Dat kleine kerkhof ligt aan de oever van de Maas (zie foto), nabij het centrum. Het Franstalige opschrift op zijn gedenksteen is bijzonder: "Aan onze medeburgers, lafhartig vermoord door de Teutoonse horden, op de 21ste augustus 1914". De Duitse bezetter van 1940-1945 accepteerde zulke teksten niet, met als resultaat dat de teksten op veel vergelijkbare Belgische oorlogs- en grafmonumenten in 1940-1945 zijn geneutraliseerd.
Via Seilles, waar een drieluik als monument in een met hondenpoep besmeurd plantsoen staat, reden we verder over de linkeroever van de Maas tot bij de spoortunnel van Seilles. De Belgische genie blokkeerde de tunnel wat de Duitsers verder hinderde bij hun opmars en hun irritatie opwekte met als gevolg de gruwelijke acties op de burgerbevolking.
Even verder is een monument opgericht ter herdenking van de fatale val die Koning Albert hier maakte op 17 februari 1934 tijdens een klimuitstapje. De exacte omstandigheden blijven tot op heden voer voor speculatie.
Vrijdag 16 oktober
Ook deze dag zou ons leiden langs diverse “Villes Martyres”, Martelarensteden, waar de Duitsers op grove wijze burgers hebben geëxecuteerd. We begonnen echter op een Franse Militaire Begraafplaats in Auvelais. Weggestopt op een heuvel langs een spoorlijn wordt deze bereikt langs een lange trap. Opvallendste onderdeel is de Phare Breton, een replica van graniet van de vele Bretonse vuurtorens. Het is onthuld op 19 augustus 1934 , ter nagedachtenis van de gesneuvelde Franse soldaten op het grondgebied van Auvelais en Arsimont tijdens de dagen van 21 en 22 augustus 1914. De Fransen waren de Belgen te hulp gekomen en de grens overgestoken om de Duitse opmars te stoppen. Deze dagen gingen de geschiedenis in als de Slag bij Charleroi. 22 augustus 2016 is voor de Fransen de bloedigste dag van de Eerste Wereldoorlog! Belangrijke oorzaak hiervoor is de Franse militaire strategie die beveelde om zonder artilleriesteun de infanterie vol in de aanval te laten gaan.
Dit monument wordt omgeven door een Franse oorlogsbegraafplaats waar 345 Franse soldaten uit de Eerste Wereldoorlog en 72 Franse soldaten uit de Tweede Wereldoorlog liggen begraven. De soldaten van de Tweede Wereldoorlog sneuvelden in mei 1940. Opvallend is de verspreiding van graven in het bos en de cirkels waarin de graven gerangschikt zijn.
Terug naar de burgerslachtoffers: De streek rond Charleroi en Namen lag vanaf 20 augustus 1914 in de frontlijn toen het Duitse 1ste en 2de leger vanuit het zuidoosten oprukten richting Bergen (Mons). Ze ondervonden daarbij felle tegenstand van Britse en Franse troepen, wat zou resulteren in een aantal slachtpartijen.
Op 22 augustus wordt in de buitenwijken van Charleroi met scherp geschoten op burgers, in Monceau-sur-Sambre schieten ulanen (Duitse cavaleristen) 63 mensen dood. Montignies-sur-Sambre, aan de andere kant van Charleroi, telt 35 doden. De buitenwijk Farciennes betreurt 20 doden, Bouffioulx 10 dodelijke slachtoffers.
Met name het mijnwerkersstadje Tamines, aan de rand van Charleroi, kreeg het zwaar te verduren. Op 21 augustus waren Duitse troepen, bij een poging om in Tamines de Samber over te steken, in een Franse hinderlaag gevallen, wat door de plaatselijke bevolking werd begroet met enthousiaste toejuichingen. De combinatie van het hevige Franse verzet en het Duitse geloof in hulp van plaatselijke burgers, deed de Duitsers in woede uitbarsten. Zodra de strijd voorbij was, werd bijna de hele bevolking opgesloten in de plaatselijke kerk en de stadskern in brand gestoken. Op 22 augustus om 7 uur 's avonds werden de mannen uit de kerk geleid, waarna de Duitsers hen begonnen neer te schieten. Tussen hen staan kinderen en ouderlingen, maar de Duitsers openen vuur. 384 burgers overleven de slachting niet. Enkelen probeerden te vluchten, maar verdronken in de Samber. Overlevenden werden gedood met bajonetten. Enkele uren na het begin van de slachtpartij waren 383 inwoners gedood, van wie 269 in de massaexecutie. Ook waren 240 huizen in vlammen opgegaan. Verschillende monumenten herinneren nog altijd aan de gebeurtenissen van 22 augustus 1914. De doden zijn begraven in een indrukwekkende aparte Cimetière des Fusillés naast de Saint-Martinkerk. Het plein ervoor is omgedoopt tot Place des Martyrs. Daar is ook een groot gedenkteken opgericht. De namen van de slachtoffers staan vermeld op acht platen. Op het kerkhof is een ander monument voor de slachtoffers te zien. Een apart gedenkteken is gewijd aan de Franse verdedigers.
Terug naar de Franse militaire slachtoffers, buiten Aiseau-Presles ligt een grote oorlogsbegraafplaats, de Nécropole Nationale de Belle-Motte. Om en rond de slagvelden bij de Samber zijn er vijf Franse militaire begraafplaatsen: Belle-Motte in Aiseau-Presles, Auvelais in Tamines, Heuleu in Lobbes, Collarmont-Carnières en Tarcienne. Een Franse wet van december 1915 bepaalt dat er nationale dodenakkers zullen aangelegd worden om de lichamen van zij die vochten en stierven voor Frankrijk samen te brengen. De graven staan in rijen en enkel rode rozenstruiken zorgen voor een kleurtoets. Er zijn vier types emblemen te vinden: het Latijnse kruis, de mohammedaanse grafsteen, de joodse grafsteen en een grafsteen voor een ander geloof of vrijdenkers. Gebouwd op de kruising van de steden rondom Sambreville , Fosse - la- Ville en Aiseau - Presles , ligt de begraafplaats in de buurt van de plaats waar de dodelijke gevechten zich ontvouwden op 22 augustus 1914 , op een steenworp afstand van de boerderij de Belle-Motte.
Deze plek, waar de graven van 4057 Bordeaux, Bretons, Noormannen, of Noord-Afrikanen liggen, is een van de grootste en belangrijkste Franse militaire begraafplaatsen van de Eerste Wereldoorlog op Belgische bodem. In het centrum van de militaire begraafplaats staat een gotische boog naar eigenschappen die kan worden verward met die van een granaat("obus"), dat gevormd wordt door beide handen als een symbool van vrede.
Een uitgezette route van 18,4 km kan gevolgd worden over het slagveld, één van de punten die dan wordt aangedaan is een bijzondere orientatietafel even ten zuiden van de begraafplaats in de buurt van Le Roux. Deze is namelijk in goede Waalse smaak als strip getekend.
Via een deel van de bovenvermelde route kwamen we uiteindelijk bij de Frans-Duitse Oorlogsbegraafplaats Tarciennes. Voldoende parkeerplaats ertegenover met informatiepanelen. Dit is een fraai aangelegde begraafplaats welke in 1914 is aangelegd na de Slag bij Charleroi en bevat de lichamen van 394 Franse soldaten , 153 Duitsers en twee Russische strijders. Het is praktisch gehandhaafd in de oorspronkelijke staat , en wordt aangevuld met een kapel en een eigen monumenten en in het ossuarium rusten de overblijfselen van 123 Fransen en 71 Duitsers. Een opmerkelijke gesneuvelde hier is de Duitse Prins Frederic-Jean von Sachsen-Meiningen.
We verlegden onze focus wat zuidelijker en bezochten Dinant. De citadel wed bezocht waar een tableau ons herinnerd aan de man-tot-man gevechten tussen de Duitsers en de Fransen. Charles de Gaulle maakt hier zijn vuurdoop in WO1 mee, getuige een plaquette op de rechteroever van de Maasbrug. Vlakbij de citadel is een militaire begraafplaats, deze telt 1177 oorlogsgraven:
- 1105 Fransen soldaten uit de Eerste Wereldoorlog.
- 47 Franse soldaten uit de Tweede Wereldoorlog.
- 25 vliegers van het Gemenebest uit de Tweede Wereldoorlog.
Ook Dinant heeft zijn deel van de Duitse slachtpartijen op burgers meegekregen. Vanaf 23 augustus trekken de Duitsers in groten getale verder op. In Leffe verzamelen ze alle inwoners in de abdij en schieten na enkele uren alle mannen dood. Hetzelfde lot staat de mannen te wachten die de Duitsers aantreffen in de fabriek 'La manifacture de Tissue de Leffe'. In Leffe verliezen 227 burgers in die dagen het leven.
Verschillende monumenten werden opgericht. De grootste werd aan het begin van WO2 alweer opgeblazen door de Duitsers. De Muur van Tschoffen staat er nog en herinnerd aan het bloedbad.
Om de dag goed af te sluiten stond een bezoek aan het bezoekerscentrum van de Leffe brouwerij op het programma. Bij aankomst bleek deze om onduidelijke redenen gesloten te zijn… Daarbovenop kwam nog een domper; het eerder bezochte particuliere Museum der Roeste Geweren in Bioul bleek ook zijn poorten te hebben gesloten.
Zaterdag 17 oktober
Vandaag de westelijke route die begon in het Museum van de Jagers te Voet (Musée des Chasseurs à Pied) inde Trésignies-kazerne te Charleroi, het Palermo aan de Samber. Het museum in de kazerne van Trésignies stelt de Jagers te voet voor vanaf 1830 tot nu. Dit museum handelt over een bekende eenheid van het Belgische leger, met name ook over de Eerste Wereldoorlog. Toen verdienden de jagers te voet hun sporen in alle fasen van de strijd. Een uit zijn mond stinkende (slecht gebit heeft die man!) maar wel Nederlands sprekende gids leidde ons door het rijk uitgeruste museum. Erg de moeite waard!
In het noorden van de stad ligt aan de Rue Presbytere de Cimetière du Nord. Direct links na de ingangspoort ligt het Charleroi Communal Cemetery. De 270 doden uit het Gemenebest zijn gestorven als krijgsgevangene of na de wapenstilstand. Daarnaast liggen er nog 38 doden uit WO2 en 23 oorlogsgraven van andere nationaliteiten (waaronder Duitsers en Polen). Vlakbij, bij de ingang ligt een crypte, met daarin graven van in WO1 gesneuvelde Belgen.
We pakten een uitgezette WO1 route op, bleek in Leernes. Hier bezochten we een oud noodhospitaal (nu een leegstaand pand) en een obelisk op het slagveld.
Daarna bezochten we de fraaie Franse Nécropole Carrières-Collarmont. Het herbergt de lichamen van 308 Franse militairen die vielen in de regio ten westen van Charleroi. We zien een hardstenen monument met in het fronton een reliëjplaat voorstellend gekruiste zwaarden en een Romeinse legionairshelm gevat tussen het jaartal 1914. Een witmarmeren gedenkplaat geeft een overzicht per eenheid van het aantal gesneuvelden.
In het gehucht Heuleu ligt op de heuvels van Lobbes, in het zuiden van de streek rond Charleroi, de Franse militaire begraafplaats Lobbes. Op de begraafplaats liggen 226 soldaten van Franse regimenten die sneuvelden tijdens de zware gevechten rond 23 augustus 1914 in de streek van Lobbes.
De Bretonse vuurtoren is blijkbaar een sterk symbool want die zagen we Auvelais ook al op een Franse begraafplaats. Deze centraal gelegen Bretonse vuurtoren trekt onmiddellijk de aandacht van de bezoeker die nadert over een smalle baan kronkelend door de uitgestrekte verlatenheid van de omliggende velden. Op de voorzijde van de hoge vuurtoren een bronzen gedenkplaat met de woorden van Victor Hugo: ‘144e R.I. / Bordeaux / Toute gloire auprès d’eux /passe et reste éphémère / et comme le ferait une mere / la voix d’un peuple entier / les berce en leur tombeau / Victor Hugo. In het Nederlands luidt dit ongeveer als volgt: ‘Vergeleken bij hun glorie gaat elke roem heen en blijft vluchtig; en zoals een moeder zou doen, wiegt de stem van het ganse volk hen in hun graf.’
We naderen de Franse grens en steken deze over om in Erquelinnes de CWGC begraafplaats Erquelinnes Communal Cemetery te bezoeken. Hier vinden we de graven van 67 Gemenebest, 3 Franse en 11 Duitse soldaten. Alle graven werden door de Duitsers aangelegd in oktober en november 1918. Drie gevallenen waarvan de plaats van de graven niet exact kon worden bepaald hebben een “special memorial”. Op de grafzerken van de Duitse soldaten, is enkel de vermelding “ein deutscher soldat” te lezen. Franse hondenpoep bedorf het verder keurig onderhouden Britse deel van de begraafplaats.
Een dag zonder fort is een dag niet geleefd, dus eerst even langs de Ouvrages du Rocq om de dag te eindigen bij het hoogtepunt van de dag: het Fort van Cerfontaine. Na het negeren van wat borden vonden we een gemaaid pad naar de ingang. Een bakstenen fort onderdeel uitmakend van de PFM (Position Fortifiée de Maubeuge). Deels redelijk intact en deels ingestort, maar wel zodanig dat je een mooie dwarsdoorsnede kreeg van het fort.
Zondag 18 oktober
Eindelijk werd het wat minder koud. Vandaag bleven we in en rond Namen, de hoofdstad van Wallonië. Eerste stop was de grote begraafplaats in Belgrade (Cimetière de Belgrade), een wijk van Namen. Hierop zijn diverse oorlogsgraven en -monumenten te vinden. Ondanks dat hier geen Britten hebben gevochten liggen er toch nog 249 Britse doden op het CWGC gedeelte. Deze dateren voornamelijk uit de 10 maanden na de wapenstilstand toen in Namen noodhospitalen waren gevestigd. Tijd om ook even stil te staan bij tenminste 7 Britten die indvidueel begraven liggen op diverse plaatsen rond Namen en Charleroi. Een bijzonder zeldzaam soort graf (reference I.A.5) is dat van Sister Elsie Mabel Gladstone, verpleegster, één van slechts twee vrouwelijke slachtoffers van de Grote Oorlog begraven in België.
In tegenstelling tot Luik, waar de forten vaak zijn omgeven door moderne bebouwing zijn de forten van Namen mooi verborgen in landelijk gebied. Ze hebben een sleutelrol gespeeld in de strategische verdediging van België tussen het einde van de 19e eeuw en de Tweede Wereldoorlog.
Hun rol tijdens de Duitse inval is redelijk beperkt gebleven. Er was enige tegenstand van de bemanning van de forten totdat een aantal succesvol werden uitgeschakeld door Duits zwaar geschut (m.n. Dikke Bertha’s).
We bezochten op eigen houtje de forten Malonne en Dave en hadden een rondleiding met een nederlandstalige gids in Fort d’Emines. Bijzonder interessant.